18693 |
pullover |
pullover:
pylovər met laŋ māwə (Q177p Millen)
|
pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tip (Q177p Millen)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
18615 |
puntmuts |
pinmuts:
pinmuts (Q177p Millen),
puntmuts:
pyntmoets (Q177p Millen)
|
muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] || puntmuts, hoofdkapje dat van achteren spits toeloopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23279 |
purper |
violet:
fluet (Q177p Millen)
|
Hoe heet de kleur, die de overgang vormt tussen rood en blauw; de kleur van de bekleedsels die in de Goede Week over de kruisbeelden worden gehangen? [ZND 38 (1942)]
III-3-3
|
18610 |
pyjama |
pyjama {piama}:
pižəma (Q177p Millen)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
27904 |
raam |
venster:
vinstǝr (Q177p Millen
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33452 |
raampje in een poort |
stalvenstertje:
stalvenstǝrkǝ (Q177p Millen)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
33272 |
raapzaadolie |
raapsmout:
ru̯ǫpsmā.t (Q177p Millen)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
28447 |
raat |
raam:
rǭm (Q177p Millen),
raat:
rōwǝt (Q177p Millen)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19977 |
rammelaar |
mannetje:
mɛnəkə (Q177p Millen)
|
rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|