e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sjalot sjarlot: šərloͅtə (Millen) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sjerp strik: strik (Millen) sjerp, brede sierband met strik, gedragen om het middel of over een schouder [N 23 (1964)] III-1-3
sla, algemeen salade: slōͅt (Millen) [Goossens 1b (1960)] I-7
slaan houwen: zwat en blaa gehoë (Millen), zwat en blā gəhō (Millen), slaan: zwat en blaa geslaoge (Millen), zwat en blā gəslaogə (Millen) bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
slaapmuts slaapmuts: sloͅpmuts (Millen) slaapmuts [pietermöts [N 25 (1964)] III-1-3
slabbetje, spuugdoekje bavet: baveͅt (Millen), borstdoekje: boͅsdykskə (Millen) doek, witte ~ die men het kind als een schortje voor de borst speldt [speet, spit] [N 25 (1964)] || slabje, morsdoekje voor kinderen [slabbertje, slabberlepke, zeiverlepke, slepke, bavet(sje) [N 25 (1964)] III-2-2
slachten slachten: slaxtǝ (Millen) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slecht gesneden hengst piet: pit (Millen) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slechte koningin slechte moeder: slɛxtǝ mojǝr (Millen) Een onvolmaakte, onbevruchte en onregelmatig eierleggende koningin. Zij is darrenbroedig. [N 63, 63a; Ge 37, 45] II-6
sleepcultivator, veertandeg ressort[eg]: rǝsōr[eg] (Millen) Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10] I-2