e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

Gevonden: 1753
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluit fom: foemme (Millen) bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] III-2-1
kluit aarde kluit: klø̜t (Millen) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
knellen pijn doen: dyn mig paain (Millen) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen pijn doen: dyn mig paain (Millen) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-3
kneuzen blutsen: bleutse (Millen) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knie knie: kni: (Millen), knie (Millen) knie [RND], [ZND 28 (1938)] III-1-1
knieholte hees: heesse (Millen), RK -> knieholte, misleidende vraag (plooi van de dij).  hees (Millen), ie-è (Millen) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || hoe heet men de knieboog, d.w.z. de plooi achter in het been op de hoogte van de knie ? [ZND 36 (1941)] III-1-1
kniezen disputeren (<fr.): he eͅs altaait ont dispetjére (Millen) Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knipogen oogjes knikken: ø͂ͅgskes knikke (Millen) knipogen (een oog dichtdoen als teken van verstandhouding) [ZND 28 (1938)] III-1-1
knoflook look: ljok (Millen) look [ZND 01 (1922)] I-7