e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Millen

Overzicht

Gevonden: 1753
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwispelstaarten kwispelstaarten: kwispelstatte (Millen) kwispelstaarten [ZND 29 (1938)] III-2-1
laag grond laag: lwog (Millen) laag (znw.) [ZND 29 (1938)] III-4-4
laag schoven op de wagen ring: re.ŋk (Millen) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laagte in het landschap vallei: valęǝ (Millen) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) bot: bot (Millen), stevel: -> e porr stievels.  stievel (Millen) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3
laars met sluitriempje rijbot: raaibotte (Millen) laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)] III-1-3
laars tot of boven de knie hoge bot: hoggbotte (Millen) laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laarzenschacht get: get (Millen) schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)] III-1-3
ladderboom ledderboom: (mv)  lø̜dǝrbøm (Millen) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade: loai (Millen), loi (Millen) lade van een tafel [ZND 37 (1941)], [ZND 39 (1942)] III-2-1