33702 |
lage, natte plekken in moeras |
gat:
gat (L163a Milsbeek),
zomp:
zōmp (L163a Milsbeek)
|
De lager gelegen delen in een moeras waarin steeds water staat. [N 27, 21b]
I-8
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
zure grond:
zūrǝ grōnt (L163a Milsbeek)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
29741 |
lagenveld |
lagenveld:
lø̄̄gǝvę ̞lt (L163a Milsbeek)
|
Plaats waar de gedroogde stenen worden opgeladen voor vervoer naar de steenoven. [monogr.]
II-8
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lāmǝ (L163a Milsbeek)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
20669 |
lammetjespap |
lammetjespap:
lɛmkəspap (L163a Milsbeek),
lɛməkəspap (L163a Milsbeek)
|
lammetjespap, boekweitpap voor jonge kinderen
III-2-3
|
34586 |
lamoen |
gestel:
gǝstęl (L163a Milsbeek)
|
Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
19584 |
lamp |
lamp:
lāmp (L163a Milsbeek),
tondelpot:
tōntəlpoͅt (L163a Milsbeek)
|
lamp
III-2-1
|
19485 |
lampenpit |
lampenpit:
laampepit (L163a Milsbeek)
|
lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32822 |
landrol |
welboom:
wɛlbǫm (L163a Milsbeek)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
33074 |
langgerekt hok |
hok:
hǫk (L163a Milsbeek)
|
De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.]
I-4
|