29772 |
aangooien |
aangooien:
angōjǝ (L163a Milsbeek)
|
Elkaar de stenen toewerpen. [monogr.]
II-8
|
25243 |
aanhoudend regenen |
regenen:
réégenen (L163a Milsbeek),
zouwen:
saawe (L163a Milsbeek)
|
voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
31039 |
aankloppen |
kloppen:
klǫpǝ (L163a Milsbeek)
|
Het met een hamer bewerken van de onderstukken om een stevig geheel te krijgen. [N 60, 129a]
II-10
|
34182 |
aanmelken |
aanmelken:
anmɛlkǝ (L163a Milsbeek)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|
19672 |
aanrecht |
aanrecht:
ánreͅxt (L163a Milsbeek),
gootsteen:
gøͅtstēn (L163a Milsbeek)
|
aanrecht || gootsteen, aanrecht
III-2-1
|
28987 |
aanslaan |
afplatten:
afplatǝ (L163a Milsbeek)
|
Enkele overgebleven vormelingen bij een reeds volle haag voegen. [monogr.]
II-8
|
30250 |
aanslag |
aanslag:
anslax (L163a Milsbeek),
gelengstuk:
gǝlɛŋstøk (L163a Milsbeek)
|
Een verlengstuk van de zool dat onder de hak komt te zitten en dat voordeligheidshalve door de schoenmaker gebruikt wordt. "Als men, door een fout in het uitsnijden van de leerstukken, een te korte binnenzool had, hoefde men dat stuk leer niet perse als verloren te beschouwen. Met een eigenlijk ongeoorloofd handigheidje werkte men er een ander stukje leer aan. Dit stukje heette de "aanslag"." (Liedmeier, pag. 1). [N 60, 165]
II-10
|
18495 |
aanslag [wld ii.10, p. 35-36] |
aanslag:
Afgeschuimd begin voor een halve zool.
ánslach (L163a Milsbeek),
gelengstuk (<du.):
Het hol.
gəléngstuk (L163a Milsbeek)
|
Een verlengstuk aan de zool dat onder de hak komt te zitten en voordeligheidshalve door de schoenmaker gebruikt wordt (aanslag, lengstuk, lengsel?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
34148 |
aanstieren |
aanstieren:
anstīrǝ (L163a Milsbeek)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
19223 |
aanvangen, beginnen |
aanvangen:
Ik weet nie wat ik mit dèn vlèègel ân mót vange
ânvange (L163a Milsbeek),
beginnen:
Ze begósse tegeliek te brulle van ¯t lache
beginne (L163a Milsbeek)
|
aanvangen, beginnen || beginnen
III-1-4
|