e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vilsnee vilsnede: velsnęj (Milsbeek) Een fout in het leer, ontstaan als men bij het villen in de huid sneed. [N 60, 7a; N 37, 7] II-10
visaas sprokaas: WLD  sprokaos (Milsbeek) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel gaard: gèrt (Milsbeek), topgaard: topgèrt (Milsbeek), visgaard: visgèrt (Milsbeek) hengel || vishengel III-4-2
vlaai vlaai: flāi̯ (Milsbeek) vlaai III-2-3
vlaamse gaai martkolf: martkolf (Milsbeek), matkolf: mâtkol (Milsbeek), meerkol: mérkol (Milsbeek) vlaamse gaai III-4-1
vlam vlam: vlam (Milsbeek) vlam III-2-1
vleeskant vleeskant: vlęjskant (Milsbeek) De kant van de huid waar de haren van het dier niet gezeten hebben, de vleeskant. [N 60, 3b; N 60, 3c; N 36, 2b] II-10
vleeskoe vleestype: vlɛi̯stipǝ (Milsbeek) Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149] I-11
vleesmade, larve van de bromvlieg made: WLD  ’n maoj (Milsbeek) made, vleeswormpje [N 26 (1964)] III-4-2
vlegelknuppel, slaghout knuppel: knøpǝl (Milsbeek) Het slaghout van de dorsvlegel is 50 √† 60 cm lang en wat dikker dan het hout van de steel. Het is niet van het allerhardste hout gesneden, omdat het dan zou barsten bij het slaan op de grond; doorgaans is het van berkehout. Oorspronkelijk werd als benaming van dit "werkende deel" van het gereedschap de naam het geheel genomen, hier dus vlegel; we zagen dat ook bij de ''zeis'' (3.2.1) in aflevering I.3 en de ''zicht'' (4.3.1) in deze aflevering. Het regelmatig voorvoegsel ''vlegel(s)'' in ''vlegel(s)kop'' is niet in dit lemma opgenomen. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) [vlegel] en [vleger] zie het lemma ''dorsvlegel'' (6.1.8). Zie afbeelding 10, b. [N 14, 3c; JG 1a, 1b; L39, 13a; monogr.; add. uit N 14, 3e en 4] I-4