19696 |
blik |
keerblik:
kēͅrbleͅk (L163a Milsbeek)
|
blik
III-2-1
|
25111 |
bliksem, bliksemflits |
weerlicht:
wèrlicht (L163a Milsbeek),
wérlicht (L163a Milsbeek)
|
bliksemflits, weerlicht || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
weerlichten:
⁄t wérlicht (L163a Milsbeek)
|
bliksemen met een felle straal [t vuurlicht] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
34097 |
bloedaders |
melkaders:
mɛlkǫi̯ǝrs (L163a Milsbeek)
|
Aders zichtbaar op de uier. [N 3A, 118c]
I-11
|
22057 |
bloedluis |
bloedluis:
WLD
blōēdluus (L163a Milsbeek)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
WLD
bloedzūūger (L163a Milsbeek),
teek:
tèèk (L163a Milsbeek)
|
bloedzuiger || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24470 |
bloei |
bloei:
blööj (L163a Milsbeek)
|
bloei
III-4-3
|
24471 |
bloem (alg.) |
bloem:
bloem (L163a Milsbeek)
|
bloem
III-4-3
|
21107 |
bloemkool |
bloemkool:
bloemkool (L163a Milsbeek)
|
bloemkool als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
32945 |
blok, klos om het touw aan te spannen |
knevel:
knevel (L163a Milsbeek)
|
Het hulpmiddel dat dient om het touw waarmee de lading gebonden is nog strakker aan de spannen. Het gaat hier om een los stuk gereedschap, een klos, een katrol of een willekeurig ander stuk hout waaromheen of waardoorheen het touw wordt gehaald en aangetrokken. Voor dit doel kan ook de vregelstok worden gebruikt waaromheen het touw als met een knevel wordt aangedraaid. [N 18, 140; A 34, 10; add. uit N 17, 40; A 34, 9 en 12d; monogr.]
I-3
|