e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

Gevonden: 2537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brok of steek klei klodder lijm: klǫdǝr liǝm (Milsbeek) [N 98, 25; monogr.] II-8
bronstig berig: bęrex (Milsbeek) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig op andere koeien springen reupelen: rø̄pǝlǝ (Milsbeek) [N 3A, 9b] I-11
broodmes broodmes: brötmes (Milsbeek) mes waarmee brood wordt gesneden [N 20 (zj)] III-2-1
broodpap kruimelpap: kryməlpap (Milsbeek) kruimelpap, pap van gekruimeld brood en krenten III-2-3
broodpop weggenkerel: weͅgəkeͅl (Milsbeek), wegkerel: weͅkkeͅl (Milsbeek) broodman, wittebrood in de vorm van een man III-2-3
bros penbros: pɛnbrǫs (Milsbeek), steekels: stę̄kɛls (Milsbeek) De grove, rechte els die men hanteert bij het doornaaien of die men gebruikt om gaatjes te slaan voor de houten pennen. Aras (II, pag. 186) zegt hierover: "De pennenbros moet dunner zijn dan de houten pennen, omdat deze in de voorgestoken gaatjes goed zouden geprangd zitten, want hiervan hangt geheel de sterkte van het met hout gepende werk af. Ook moet de pennenbros iets korter zijn dan de houten pennen." Zie afb. 6. [N 60, 180] II-10
brospin brospin: brospin (Milsbeek) De pin zonder kop die niet geheel in een onderstuk ingeslagen wordt, zodat het volgende onderstuk, bij de opbouw van de hak, daarop kan worden geslagen. [N 60, 200d] II-10
brossen hak spijkeren: hak spikǝrǝ (Milsbeek) Het met brospinnen beslaan van de achterlap. [N 60, 200f] II-10
brug brits: bretš (Milsbeek) Constructie van schragen en planken, dienend als aan- en afrit voor de kruiers bij het leeghalen van de veldoven. [monogr.; N 98, 125 add.] II-8