e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Milsbeek

Overzicht

Gevonden: 2537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het smalspoor verleggen schiften: sxeftǝ (Milsbeek) Het smalspoor verplaatsen naarmate het uitgraven van de kleiput vordert. [N 98, 55; monogr.] II-8
het volle bedrag het volle pond: ⁄t vòlle poond (Milsbeek) volle bedrag, de gehele som, zonder korting [de hele poet, de volle roefel, de hele paaj?] [N 21 (1963)] III-3-1
het vuur doven uitdoen: yt˂dūn (Milsbeek), uitluiden: ytlø͂ͅi̯ə (Milsbeek) doven || uitdoven III-2-1
hete bliksem hemel en aarde: heməl ɛn ēͅrt (Milsbeek) hete bliksem III-2-3
heukeling kleine weeropper: klęi̯nǝ wērøpǝr (Milsbeek) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heukelingen spreiden uitereensmijten: ūtǝrɛnsmītǝ (Milsbeek) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
hiel hak: hak (Milsbeek) Het achterste gedeelte van de voet. [N 60, 168a] II-10
hiel [wld ii.10, p. 7] hak: hàk (Milsbeek) Het achterste gedeelte van de voet? (hiel?) [N 60 (1973)] III-1-3
hielpand hiel: hil (Milsbeek), hielstuk: hilstøk (Milsbeek) Het gedeelte van het boventuig dat de achterkant van de voet, het achterste deel van de zijkant van de voet en de bovenkant van de wreef bedekt. Zie afb. 18. [N 60, 17; N 60, 28] II-10
hielpand [wld ii.10, p. 24] hiel: hiĕl (Milsbeek), hielstuk: hiĕlstuk (Milsbeek) Hoe noemt u het gedeelte van de schoen dat afgebeeld is op tek. 17? (hiel) [N 60 (1973)] III-1-3