22794 |
aanlopen |
een aanloop nemen:
ene aanlop njemme (Q199p Moelingen)
|
Om ver te kunnen springen, begint een jongen eerst te lopen; hoe zegt men in uw dialect: "De jongen moet ..."? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22783 |
aap |
aap:
nāāp (Q199p Moelingen)
|
Aap. [Willems (1885)]
III-3-2
|
32992 |
aar |
aar:
ǭr (Q199p Moelingen)
|
Het bovenste deel van de halm van sommige graangewassen waarin zich de korrels bevinden. Ook als pars pro toto gebruikt voor de gehele halm, vergelijk de uitdrukking: "aren lezen". De varianten die met een d- beginnen hebben een aangehecht lidwoord. Zie afbeelding 2, e. [JG 1a, 1b; Wi 14; monogr.; add. uit L 25, 15]
I-4
|
33159 |
aardappel |
aardappel:
˙i̯ęrda.pǝl (Q199p Moelingen)
|
Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f]
I-5
|
19009 |
abuis |
verkeerd:
dat es verkiert (Q199p Moelingen)
|
Dat is mis. [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
19445 |
achteruit |
terug:
tryk (Q199p Moelingen)
|
Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10
|
17951 |
achteruitgaan |
achteruitgaan:
achteroetgoon (Q199p Moelingen),
wijken:
deinzen is de informant onbekend.
wieken (Q199p Moelingen)
|
achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
19529 |
afwasteil, afwasbak |
schotelbak:
sjo‧telbak (Q199p Moelingen)
|
afwasbak [N 07 (1961)]
III-2-1
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
allerheilige (Q199p Moelingen)
|
Allerheiligen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
23196 |
allerzielen |
allerzielen:
allerziele (Q199p Moelingen)
|
Allerzielen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|