18180 |
hak van een schoen |
hak:
de hakke van ene schóón (Q199p Moelingen),
hak (Q199p Moelingen)
|
hak van de schoen [N 07 (1961)]
III-1-3
|
33006 |
handvol -bij het zaaien |
handvol:
hāmfǝl (Q199p Moelingen)
|
Strikt genomen lopen twee begrippen dooreen: de handvol zaaigoed die de zaaier telkens uit het zaaikleed of de zaaibak neemt om deze uit te strooien, en de hoeveelheid die men, dan vaak met twee handen tegelijk, op kan nemen om de zaaibak te vullen; dit laatste is eigenlijk grob of hoopsel; wanneer beide woorden werden opgegeven, is bij het laatste type opgenomen dat het om twee handen gaat. Ontegenzeglijk wordt grob ook gebruikt voor de handvol bij het zaaien. Zie de toelichting bij het lemma ''met de volle hand -zaaien'' (2.12). [JG 1a, 1b; Wi 51; monogr.]
I-4
|
17811 |
hangen |
hangen:
hange (Q199p Moelingen, ...
Q199p Moelingen)
|
hangen [ZND m]
III-1-2
|
19373 |
hangslot |
kluister:
kloester (Q199p Moelingen)
|
hangslot [N 07 (1961)]
III-2-1
|
20797 |
haring |
haring:
heering (Q199p Moelingen)
|
haring [Willems (1885)]
III-2-3
|
17780 |
hart |
hart:
hart (Q199p Moelingen)
|
hart [RND]
III-1-1
|
32977 |
haver |
haver:
hǭvǝr (Q199p Moelingen)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
24988 |
heen en weer (bewegen) |
heen en weer:
heen en weer loape (Q199p Moelingen),
op en af:
he löpt op en aáf (Q199p Moelingen)
|
heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
21285 |
heer |
heer:
hi:r (Q199p Moelingen)
|
heer [RND]
III-3-1
|
19915 |
hemel |
hemel:
hi:məl (Q199p Moelingen)
|
hemel [RND]
III-3-3
|