18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
correct:
van werk
krék (Q199p Moelingen),
scrupuleus:
van persoon"; cf. VD s.v. "scrupuleus"= nauwgezet van geweten of daarvan getuigend (van dingen: zeer nauwkeurig)
sjrĭĕppəléús (Q199p Moelingen)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND]
III-1-4
|
20361 |
neef |
neef:
neef (Q199p Moelingen)
|
neef [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
niāēme (Q199p Moelingen)
|
nemen [ZND m]
III-1-2
|
24215 |
nest |
nest:
nes (Q199p Moelingen)
|
nest [Willems (1885)]
III-4-1
|
24218 |
nestverlater |
vlug:
vlø͂ͅk (Q199p Moelingen)
|
jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)]
III-4-1
|
28782 |
neteldoek |
doek:
dōk (Q199p Moelingen)
|
Oorspronkelijk uit netelgaren, later van licht katoen of mousseline vervaardigd los weefsel in effen binding (Van Dale, pag. 1812). De woordtypen zaandoek, kaasdoek en biestdoek duiden erop dat neteldoek ook gebruikt wordt om melk door te zeven, terwijl berendoek wijst op het feit dat neteldoek dienst kan doen als persdoek bij de bereiding van bessensap. Neteldoek wordt ook gebruikt om kwark te maken. [N 62, 83; N 62,82; N 62, 98; MW; Wi 11; monogr.]
II-7
|
20482 |
nicht |
nice (fr.):
niche (Q199p Moelingen)
|
nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
18122 |
nijdnagel |
ik heb mijn nagel in het vlees gereten:
ig heb mĕnne nagel in het vleis gereten (Q199p Moelingen)
|
ik heb een nijdnagel (waar de huid langs de vingernagel inscheurt) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
21122 |
noten afslaan |
houwen:
howen (Q199p Moelingen)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
ochtend:
dizə mōrgə (Q199p Moelingen)
|
s morgens) [ZND 39 (1942)]
III-4-4
|