32998 |
zaaitijd |
zaaitijd:
zīi̯tit (Q199p Moelingen)
|
De tijd waarin gezaaid werd. Daar waar de j-klank in het woord zaaien in het westen van Belgisch Limburg, waar het vocalisme van ''zaaien'' en ''zaden'' samenvalt, ontbreekt, is niet altijd uit te maken of het eerste lid ''zaai-'', dan wel ''zaad-'' is; zie het lemma ''zaaien'' (2.1). De volgorde van de ''zaai-''varianten is die zoals in het lemma ''zaaien'' (2.1) [N M, 21; Wi 18; monogr.]
I-4
|
33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zānt (Q199p Moelingen)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
22697 |
zang |
zang:
zānk (Q199p Moelingen)
|
Zang. [Willems (1885)]
III-3-2
|
21404 |
zeggen |
zeggen:
zegge (Q199p Moelingen)
|
zeggen [ZND m]
III-3-1
|
33146 |
zeven met de handzeef |
zeven:
zē̜vǝ (Q199p Moelingen)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
17975 |
ziek |
krank (du.):
krānk (Q199p Moelingen)
|
ziek [ZND 39 (1942)]
III-1-2
|
17783 |
zien, kijken |
komen:
kwome (Q199p Moelingen),
zien:
zīn (Q199p Moelingen)
|
kijken [ZND m] || zien [RND]
III-1-1, III-1-2
|
17644 |
zijde |
zij:
peng in de zij (Q199p Moelingen)
|
zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)]
III-1-1
|
22771 |
zingen |
zingen:
zenge (Q199p Moelingen, ...
Q199p Moelingen)
|
III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] || Zingen. [Willems (1885)]
III-3-2
|
20679 |
zuurkool |
zuurmoes:
zurmōs (Q199p Moelingen)
|
zuurkool [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|