17694 |
speeksel uitspuwen |
spuwen:
spo.ə (P214p Montenaken)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
en koht (P214p Montenaken)
|
kaart [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dø̜m (P214p Montenaken),
tet:
tęt (P214p Montenaken)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (P214p Montenaken, ...
P214p Montenaken)
|
spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
e spEl (P214p Montenaken)
|
spel [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
22383 |
spelen (alg.) |
spelen:
speeh(ii)le (P214p Montenaken)
|
spelen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spēǝnǝ (P214p Montenaken)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
33133 |
spikken |
spikken:
spekǝ(n) (P214p Montenaken)
|
Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
24379 |
spin |
spin:
speən (P214p Montenaken)
|
spin [RND]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
speͅnə (P214p Montenaken)
|
spinnen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|