e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dweil dweil: dweͅi̯əl (Montfort) grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)] III-2-1
dweilen dweilen: dw‧eiele (Montfort), schrobben: šroͅbə (Montfort) Hoe noemt u het schoonmaken van stenen of houten vloeren, van stoepen enz. met behulp van water en een grove doek? [N105 (2000)] || stenen of houten vloeren, stoepen, etc. met behulp van water en een grove doek schoonmaken [DC 15 (1947)] III-2-1
dwingen dwarszitten: dwèrs zittə (Montfort), nopen: naope (Montfort) het iemand onmogelijk maken anders dan op een bepaalde wijze te handelen [dwingen, nopen] [N 85 (1981)] III-1-4
eau de cologne reukwater: reukwaatər (Montfort), reukwater (Montfort) reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 86 (1981)] III-1-3
eb, laagtij laag water: laig water (Montfort), zakken: zakke (Montfort) eb, teruggaan van het water van de zee en de toestand van laag water [N 81 (1980)] III-4-4
echo nagalm: naogalm (Montfort) een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)] III-4-4
echte koekoeksbloem koekoeksbloem: kukuksblom (Montfort) Lychnis flos-cuculi L. Een algemeen voorkomende plant in graslanden met rechtopstaande stengel en roze-rode bloemen met gespleten kroonbladeren. De plant bloeit van mei tot september en komt ook wel gekweekt voor. De hoogte varieert van 30 tot 90 cm. [A 17, 2; A 49B, 2; monogr.] I-5
echtgenoot man: man (Montfort, ... ), mens: de mie:ns (Montfort), miens (Montfort) [haar ~ en haar kinderen] [SGV (1914)] || de man met wie men getrouwd is [man, mens, baas] [N 87 (1981)] || man met wie je getrouwd bent (echtgenoot) [N 102 (1998)] III-2-2
echtgenote vrouw: de vrou:w (Montfort), vrouw (Montfort, ... ) de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)] || vrouw met wie je getrouwd bent (echtgenote) [N 102 (1998)] III-2-2
ecthyma, zere bekjes, muilschurft langmuil: laŋmūl (Montfort) Een soms goedaardige, soms ook kwaadaardige aantasting van de slijmvliezen van de mondholte, waarbij op de lippen korsten ontstaan. [N 77, 62; N 19, 68; A 48a, 49] I-12