17598 |
fronsen |
fronselen:
frunsjele (L382p Montfort),
rimpelen:
reumpələ (L382p Montfort)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, zich fronsen, fronselen, rimpelen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
versteken:
verstèke (L382p Montfort),
verstoppen:
verstoppe (L382p Montfort)
|
mui; Hoe noemt U: (Geheime) bergplaats voor onrijp fruit (mui, ponk, bier, moele, loering, gielgoerde) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20494 |
fruit eten |
snageren:
snagere (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
snagərə (L382p Montfort),
snaagere
snagere (L382p Montfort)
|
fruit eten; Hoe noemt U: (Veel, onrijp) fruit eten (groezen, snaaien, snatsen, snoeien) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33529 |
fruit, ooft |
vruchten:
vröch (L382p Montfort)
|
I-7
|
20536 |
fruiten |
fruiten:
fruite (L382p Montfort),
fruiten (L382p Montfort),
smoren:
smoore (L382p Montfort)
|
fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24443 |
fruitworm |
kitswormpje:
Veldeke
kitswŭrmke (L382p Montfort)
|
worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19727 |
fuchsia |
bellen:
-
bellen (L382p Montfort),
eigen spelling
bèllə (L382p Montfort),
bellenbloem:
-
bellebloom (L382p Montfort),
fuchsia:
eigen spelling
fuksia (L382p Montfort)
|
fuchsia [DC 57 (1982)], [DC 60a (1985)] || Fuchsia (fuchsia). Halfheesters of heesters, soms zelfs boompjes met meestal kruisgewijs staande bladeren. De bloemen zijn kelkvormig (bellekesbloem, bel, klok). [N 92 (1982)]
III-2-1
|
22851 |
fuik |
fuik:
foek (L382p Montfort)
|
fuik [SGV (1914)]
III-3-2
|
30056 |
fundament |
fundering:
føndēreŋ (L382p Montfort)
|
De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.]
II-9
|
30104 |
fundament van de schoorsteen |
fundering:
føndēreŋ (L382p Montfort)
|
Het metselwerk waarop de schoorsteen rust. Een fundament voor een meestal buiten de muur liggende schoorsteen opmetselen werd in Q 121 'een console uitmuren' ('eŋ kǫnsǫl ūsmūrǝ') genoemd. [N 32, 25b; monogr.]
II-9
|