24979 |
grenzen |
grenzen:
grènzə (L382p Montfort),
tegeneenliggen:
tegenein (liggen) (L382p Montfort)
|
tegen elkaar liggen, gezegd van stukken land of staten [grenzen, renen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21495 |
griffel |
griffel:
griefel (L382p Montfort),
griffəl (L382p Montfort)
|
een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19024 |
grijns |
grijnslach:
grinslach (L382p Montfort)
|
grijns [grijnst] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
18880 |
grijnzen |
grijnzen:
greinzə (L382p Montfort),
grenzen (L382p Montfort),
grijnzen (L382p Montfort),
grijnzə (L382p Montfort)
|
grijnzen [SGV (1914)] || spottend lachen soms met een onaangename vertrekking van het gezicht [grijzen, blieken, blikken, grijzen, griemen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24451 |
grijpen door roofdieren |
klampen:
klampe (L382p Montfort),
pakken:
WLD
pakkə (L382p Montfort)
|
Hoe noemt u het vastgrijpen van ratten, muizen, etc. door roofdieren (klampen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17906 |
grijpen naar |
grijpen:
örges haer grīēpe (L382p Montfort)
|
grijpen naar iets [naar iets raome] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18888 |
gril |
gril:
gril (L382p Montfort),
kuur:
kuur (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
nuk:
nuk (L382p Montfort),
streek:
streek (L382p Montfort)
|
een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18884 |
grinniken |
grinniken:
grinneken (L382p Montfort),
grinnəkə (L382p Montfort)
|
lachen, niet hardop en met een knorrend bijgeluid, soms spottend [grinniken, grinnieken, gabberen, gramelen, gremelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
31169 |
groefpasser |
groevenkrabber:
grōvǝkrabǝr (L382p Montfort),
leerpasser:
lę̄rpasǝr (L382p Montfort)
|
Het verstelbaar tweebenig werktuig om een gleuf in het leer uit te zetten. Met het lange been gaat men langs de buitenkant van een riem, zodat het korte been met de punt op de gewenste afstand evenwijdig aan de rand een groef maakt (Linssen 1967, pag. 53). [N 36, 32; N 36, 33; N 36, 30]
II-10
|
32968 |
groei |
wasdom:
was˱dōm (L382p Montfort)
|
Opgaven voor de uitdrukking "er zit geen groei in". [L 8, 7a; monogr.]
I-4
|