34618 |
huif van de huifkar |
huif:
huf (L382p Montfort)
|
Kap van de huifkar. Deze kap wordt over hoepels getrokken, die vooraf op een hooikar gezet worden. [N 17, 10b; S 15; Wi 17; L 27, 32; L 1a-m; monogr]
I-13
|
18647 |
huifkar |
huifkar:
hufkɛr (L382p Montfort)
|
Benaming voor een hoogkar waarop men een huif gezet heeft, zodat de kar voor personenvervoer gebruikt kon worden (bijv. bij kerk- en marktbezoek). Soms werd de huifkar ook voor vrachtvervoer, bijv. van meel, gebruikt. Zie ook het lemma molenkar in wld II.3. De huif was een linnen doek die over houten hoepels gespannen werd. Deze hoepels werden op hun beurt tegen de zijkanten van de kar bevestigd. Bovendien hing men aan de kar een trede, die het instappen vergemakkelijkte. [N 17, 10a + 15; N G, 51; JG 1a; S 15; L 27, 33; L 1a-m; R 3, 61; monogr.]
I-13
|
17689 |
huig |
huig:
huik (L382p Montfort),
lelletje:
lèlkə (L382p Montfort),
lèllətjə (L382p Montfort)
|
Huig: het kegelvormig uitsteeksel van het weke gehemelte aan de ingang van de keel; het lelletje in de keel (huig, huik, ziel). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18876 |
huilen |
beuken:
beuken (L382p Montfort),
buikə (L382p Montfort),
huilen:
huule (L382p Montfort),
huulə (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
janken:
janke (L382p Montfort),
jankə (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
het huilen, het wenen [grijs] [N 85 (1981)] || Hoe noemt u een hoog en schel onaangenaam geluid voortbrengen, gezegd van honden (huilen) [N 83] || zijn verdriet of pijn kenbaar maken door tranen te storten [huilen, beuken, simmen, schrauwen, grijnzen, gringzen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-2-1
|
19068 |
huilen, schreien |
grijnen:
grienen (L382p Montfort),
janken:
janke (L382p Montfort)
|
schreien [SGV (1914)]
III-1-4
|
19693 |
huis, woning |
huis:
hoes (L382p Montfort)
|
huis [SGV (1914)]
III-2-1
|
33642 |
huisakker |
blok:
blǫk (L382p Montfort)
|
Aan het erf grenzende akkergrond. [N 5AøIIŋ, 76d en 76e; N 6, 33a; A 10, 3 en 4; JG 1b, add.; L 19b, 1a; monogr.]
I-8
|
19673 |
huishouden |
huishouden:
hoeshaje (L382p Montfort)
|
huishouden [SGV (1914)]
III-2-1
|
24376 |
huisjesslak |
slak:
WLD
slèk (L382p Montfort)
|
Hoe noemt u de slak die haar huisje op haar rug meedraagt (kerrekol) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24172 |
huismus, mus |
huismus:
(hoes)mös (L382p Montfort),
mus:
mös (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
mùsch (L382p Montfort)
|
Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus || mus || musch [SGV (1914)]
III-4-1
|