23516 |
huwelijksmis |
trouwmis:
trouwmès (L382p Montfort)
|
De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20022 |
hyacint |
hyacint:
-
hieacint (L382p Montfort)
|
hyacint [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
21667 |
hypotheek |
hypotheek:
hypotheek (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21216 |
identiteitskaart |
identiteit:
indentiteit (L382p Montfort),
legitimatiebwijs:
legətəmaasjebəwies (L382p Montfort)
|
de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21793 |
iemand graag mogen |
gaarne hebben:
einə gèr hubbə (L382p Montfort),
geer hubbe (L382p Montfort),
gèr hubbə (L382p Montfort),
lijden:
liejə (L382p Montfort)
|
iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)] || warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19296 |
iemand hinderen |
hinderen:
hinjeren (L382p Montfort),
hinjərə (L382p Montfort),
verhinderen:
ver hinjeren (L382p Montfort),
verhinjərə (L382p Montfort)
|
iemand beletten zijn werk uit te voeren [mishandelen, verhinderen] [N 85 (1981)] || iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19232 |
iemand iets op het hart drukken |
de wacht aanzeggen:
de wacht aanzeggen (L382p Montfort),
də wag aanzeikə (L382p Montfort)
|
iemand iets met nadruk aanbevelen opdat hij het niet vergeten of verzuimen zal [de wacht aanzeggen, bokstapelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18941 |
iemand iets verwijten |
verwijten:
verwietə (L382p Montfort),
voorstoten:
veur staoten (L382p Montfort)
|
iemand wijzen op een schuld of tekortkoming, of hem daarmee belasten [voorstoten, voorschieten, verwijten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18865 |
iemand kwaad maken |
plagen:
plaogə (L382p Montfort),
tergen:
tèrgə (L382p Montfort),
titsen:
titsen (L382p Montfort),
treiteren:
trètərə (L382p Montfort)
|
iemand kwaad maken [tirtsen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19295 |
iemand luidruchtig berispen |
kijven:
kieven (L382p Montfort),
kievə (L382p Montfort)
|
iemand iets verwijten, kwalijk nemen en dat met luide stem kenbaar maken [de broek opnestelen, kijven, meegeven, belakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|