18070 |
keelpijn |
pijn in de keel:
pi.n in də kɛ.əl (L382p Montfort)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
31816 |
keerbeitel |
keerbeitel:
kē̜rbęjtǝl (L382p Montfort),
stelbeitel:
stɛlbęjtǝl (L382p Montfort)
|
De bovenste, niet snijdende beitel van sommige houtschaven die boven op de schaafbeitel bevestigd is. Zie ook afb. 31d. De keerbeitel voorkomt dat er bij het schaven houtvezels uit het hout worden getrokken. Daarom wordt de keerbeitel zo dicht mogelijk tegen de snede van de schaafbeitel geplaatst. [N G, 35c; N 53, 54g; monogr.]
II-12
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
voordel:
vø̄rǝl (L382p Montfort),
vø̄zǝl (L382p Montfort),
meervoud
vø̄rǝls (L382p Montfort)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19926 |
keffen |
keffen:
keffe (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
Hoe noemt u hoog en snel blaffen, vooral van kleine honden (keffen, kneffen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
keegele (L382p Montfort),
keigelen (L382p Montfort)
|
De sport bedrijven waarbij met een bal getracht moet worden een aantal flesvormige houten voorwerpen, de kegels, omver te werpen [kegelen, bollen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
mɛtə ke.gəls wyərt ne.t miə gəspe:lt (L382p Montfort)
|
met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
20054 |
keizerskroon |
keizerskroon:
-
keizerskroan (L382p Montfort)
|
keizerskroon [DC 60a (1985)]
III-2-1
|
19664 |
kelder |
kelder:
kɛ̄ldər (L382p Montfort)
|
kelder [RND]
III-2-1
|
23293 |
kelk |
kelk:
kelk (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] || De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23545 |
kelkdoekje |
kelkdoekje:
kelkdeukske (L382p Montfort)
|
Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|