20787 |
koken (intr.) |
koken:
kaokə (L382p Montfort)
|
koken [RND]
III-2-3
|
34109 |
kol |
kol:
kǫl (L382p Montfort)
|
Witte vlek op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 135b]
I-11
|
33888 |
kolder |
kolder:
kolder (L382p Montfort)
|
Kolder (< lat. cholera) is een slepende, ongeneeslijke hersenaandoening, die aanleiding geeft tot stoornissen in de beweging en de bloedsomloop. De uiterlijke verschijnselen zijn: onhandelbaarheid, niet willen werken, een sufferig uiterlijk, het hoofd laag houden en de oren laten hangen, evenals een waggelende gang. Deze vorm van aandoening wordt stille kolder genoemd. Bij verergering van de ziekte wordt het paard wild, draait in het rond en slaat op hol. Dan spreekt men van razende kolder. [A 48A, 37; N 8, 90p; monogr.]
I-9
|
31244 |
kolengat |
kolengat:
kǭlǝgāt (L382p Montfort)
|
De plaats onder het smidsvuur waar de smeedkolen opgeslagen werden. Zie ook afb. 6. [N 33, 27]
II-11
|
31412 |
kolomboormachine |
kolomboor:
kolǫmbǭr (L382p Montfort)
|
Stationaire boormachine waarbij de boorhouder beweegbaar op een kolom gemonteerd is. Het werkstuk kan bij deze boormachine in een, vaak in hoogte verstelbare, boortafel worden vastgeklemd. De kolomboormachine wordt vooral voor zwaar en zuiver boorwerk gebruikt. Zie ook afb. 122. Het betreft daar een kolomboormachine die met de hand wordt aangedreven. [N 33, 123]
II-11
|
33026 |
kolven afstropen |
pellen:
pɛlǝ (L382p Montfort)
|
De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22]
I-4
|
19615 |
kom |
komp:
koͅmp (L382p Montfort)
|
kom [SGV (1914)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
komme (L382p Montfort),
komə (L382p Montfort)
|
komen [RND], [SGV (1914)]
III-1-2
|
22540 |
komen kijken naar de slacht |
een proef halen:
en proof haolen (L382p Montfort)
|
Het gebruik om te komen kijken naar de slacht. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18835 |
komisch |
belachelijk:
bəlaggəlik (L382p Montfort),
vieze komiek:
vieze komiek (L382p Montfort)
|
lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)]
III-1-4
|