33072 |
menneke, binnenste deel van het hok |
kruis:
kryts (L382p Montfort)
|
Het groepje van boven aaneengebonden schoven die in het midden van een hok staan. Kruis heeft wel betrekking op de werkwijze de middelste vier schoven, waar de andere schoven omheen staan, in een kruisvorm te zetten. Deze vier schoven worden niet overal aan elkaar gebonden. Zie afbeelding 7. [N 15, 32a; JG 1d, 2d; Goossens 1963, krt. 37; monogr.]
I-4
|
20149 |
mens (alg.) |
mens:
ook voor man en vrouw
miens (L382p Montfort)
|
mens; wordt mensch gebruikt in de betekenis van man? Spreekt een vrouw b.v. van mn mensch?, wanneer ze haar man bedoelt? Komt het mensch voor in de betekenis van vrouw? En bedoelt men met die zegswijze alleen geringachting of ook sympathiek medelijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24212 |
merel |
merel:
maerel (L382p Montfort),
méérel (L382p Montfort),
merling:
mèrlink (L382p Montfort)
|
Hoe heet de merel? [DC 06 (1938)] || merel [SGV (1914)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (L382p Montfort),
merreg (L382p Montfort)
|
[N 10a (1961)]merg [SGV (1914)]
III-1-1
|
30023 |
mergelkalk |
mergel:
mergǝl (L382p Montfort)
|
Kalksoort die wordt verkregen door mergelsteen in een kalkoven te branden. Van Keirsbilck merkt op pag. 180 over de mergelkalk op: ø̄De mergelkalk heet ook 'leemmergel', als er veel leem in aanwezig is. Om hare mindere deugd, in vergelijking van andere kalksoorten, wordt zij weinig of niet gebruikt.ø̄ Het woordtype 'hydrauliekse kalk' (P 176) is een leenvertaling van het Franse 'mortier hydraulique', ø̄waterkalk, kalk die zonder toevoeging van vreemde bestanddelen in korte tijd onder water verhardtø̄. [N 30, 28c; monogr.]
II-9
|
33754 |
merrie |
meer:
męr (L382p Montfort)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
33758 |
merrieveulen |
meerveulen:
mē̜rvø̄lǝ (L382p Montfort)
|
Het vrouwelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3b]
I-9
|
19756 |
mes |
mets:
mets (L382p Montfort),
mɛts (L382p Montfort)
|
mes [SGV (1914)]
III-2-1
|
32595 |
mest in de voor doen |
(mest) stoken:
štø̜̄kǝ (L382p Montfort)
|
Met een riek of een (gevorkte) stok de gespreide mest die op de "harde voor" ligt, in de pas geploegde voor schuiven of krabben: het werk van de "meststoker". [N P, 14; N 11A, 25; monogr.]
I-1
|
32582 |
mest laden |
(mest) laden:
lāi̯ǝ (L382p Montfort)
|
Mest uit de mestvaalt (vroeger uit de potstal) met een riek op de gereedstaande kar laden. Meestal wordt de karbak zo hoog mogelijk volgetast. [N P, 7; N 11A, 10; JG 1a; monogr.]
I-1
|