17724 |
nieuwsgierig kijken |
nieuwsgierigeneuzen:
nuusjieërgenaze (L382p Montfort)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
gaperd:
gapert (L382p Montfort),
nieuwsgierige:
nuuschierigə (L382p Montfort),
nieuwsgierige naas:
nuuschurgenaas (L382p Montfort)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niesten:
neeste (L382p Montfort),
niezen:
neeze (L382p Montfort)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
30857 |
nijptang |
nijptang:
nīptaŋ (L382p Montfort)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
21401 |
niks waard |
niks waard:
det is niks wèrt (L382p Montfort)
|
waard (dat is niets ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20504 |
nippen |
lebberen:
le:bbərə (L382p Montfort),
lepsen:
lepse (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
pitsen:
pitsje (L382p Montfort)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34478 |
nog in het ei zittend kipje |
kuikje:
kykskǝ (L382p Montfort)
|
[N 19, 40a]
I-12
|
30213 |
nok |
vorst:
vērs (L382p Montfort)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
29128 |
nonnen |
spoelkoning:
špōlkø̄neŋ (L382p Montfort)
|
De nonnen zijn twee verticale latjes op de ligger waartussen de spil met vleugel, klos en trendel bevestigd zitten. Gedraaide arm van een spinnewiel. [N 34, B12]
II-7
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (L382p Montfort),
pəljas (L382p Montfort)
|
Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)]
III-2-1
|