18177 |
ondermuts |
ondermuts:
Veldeke
onger muts (L382p Montfort)
|
mutsje, zwarte ~ dat onder de grote witte poffermuts wordt gedragen [ondermuts] [N 26 (1964)]
III-1-3
|
33065 |
onderste band van de schoof |
onderste band:
ǫŋǝlstǝ [band] (L382p Montfort)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22a]
I-4
|
31712 |
onderste handvat |
(onderste, korte, klein(e), voorste) kruk:
øŋǝlstǝ krø̜k (L382p Montfort)
|
Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
26744 |
onderste handvat van de heizicht |
onderste knab:
ondǝrstǝ knap (L382p Montfort)
|
Bij een aantal opgaven van informanten is het niet duidelijk of het hier om het bovenste of onderste handvat gaat. [N 18, 77d]
II-4
|
26523 |
onderstel |
poten:
pø̄t (L382p Montfort)
|
Het geheel van drie poten en een blad van een spinnewiel. [N 34, B3]
II-7
|
27891 |
ondersteunen |
(een muur) schoren:
šǭrǝ (L382p Montfort),
opstutten:
ǫpstøtǝ (L382p Montfort)
|
Een muur onderschragen met een stut of schoor. Zie voor de fonetisch niet gedocumenteerde vormen het lemma 'Muur'. [N 31, 48a; monogr.]
II-9
|
21148 |
onderstuk van een rijtuig |
bodem:
boam (L382p Montfort),
burcht?:
buirg (L382p Montfort),
de burg (L382p Montfort)
|
het onderstuk van een rijtuig [trein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21428 |
onderwijzeres |
juf:
juf (L382p Montfort),
juffrouw:
juffrouw (L382p Montfort),
lerares:
lerares (L382p Montfort)
|
een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21719 |
onderzoek |
onderzoek:
ongərzuck (L382p Montfort),
visitatie (<lat.):
visitatie (L382p Montfort)
|
alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18947 |
ondeugend, stout |
ondeugend:
ondeugendj (L382p Montfort),
ondeugənt (L382p Montfort)
|
stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|