22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
Opm. Duitse st.
op steltje laupe (L382p Montfort),
steltlopen:
stelt laope (L382p Montfort)
|
Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)] || stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)]
III-3-2
|
21880 |
opbrengst |
opbrengst:
opbringst (L382p Montfort),
winst:
winst (L382p Montfort)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17897 |
opeenschuiven |
opeenschuiven:
opein schuuvə (L382p Montfort),
schuiven:
schuuve (L382p Montfort)
|
stroppen: Op elkaar schuiven (stroppen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21548 |
openbare verkoop |
veiling:
veiling (L382p Montfort),
verkoop:
verkaop (L382p Montfort),
verkoop (L382p Montfort)
|
een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21150 |
openbare weg |
baan:
baan (L382p Montfort),
steenweg:
steinweeg (L382p Montfort),
steinwèg (L382p Montfort)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23457 |
opening in een galmgat |
galmgat:
galmgaat (L382p Montfort)
|
Elk van de openingen in zon venster [schal-laok,-loch?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18163 |
opereren |
opereren:
opəreerə (L382p Montfort),
snijden:
snieje (L382p Montfort)
|
Opereren: een operatie verrichten (vlijmen, snijden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22402 |
opgooien (tossen) |
opgooien:
opgaoien (L382p Montfort),
opgooje (L382p Montfort)
|
Het kansspel waarbij een munt opgegooid wordt; de winnaar is degene die goed voorspeld heeft welke zijde (kruis of munt) boven zal liggen [koppelen, letteren, opgooien, omgooien, omroeien]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34480 |
opgroeiend jong kipje |
pulletje:
pølkǝ (L382p Montfort)
|
Bedoeld wordt het kipje dat niet meer bij de klokhen is maar dat nog niet legt. [N 19, 40c]
I-12
|
31500 |
ophaler |
ophaler:
ǫphǭlǝr (L382p Montfort)
|
Metalen staaf met een vlakke baan met in het midden een uitholling die over de klinknagel past. De ophaler dient om de rand van het gat van de aaneen te klinken delen vlak te slaan waardoor deze tegen elkaar aan komen te liggen. Zie ook afb. 180a. [N 33, 321; N 64, 74b; N 66, 20b]
II-11
|