20414 |
peetoom |
peter:
paeter (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
pèter (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
peteroom:
paeterome (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
pèterome (L382p Montfort)
|
de peter [de paat] [N 96D (1989)] || peetoom [SGV (1914)] || peetoom (de oom naar wien iemand genoemd is) [DC 05 (1937)] || peter (de man, wiens naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
geul:
geul (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
meter:
maeter (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
petertant:
paetertant (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
de meter [joaën] [N 96D (1989)] || meter (de vrouw, die het kind ten doop houdt en wier naam het kind gewoonlijk ontvangt) [DC 05 (1937)] || peettante (de tante naar wie iemand genoemd is) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
31404 |
penboor |
boorgeleider:
bǭrgǝlęjdǝr (L382p Montfort)
|
Boorijzer waarvan de schacht uitloopt in een cilindervormige pen. Aan beide zijden van de pen bevinden zich twee loodrecht op de booras staande snijvlakken. De boor wordt gebruikt om een bestaand boorgat groter te maken. De pen van de boor wordt daartoe in het voorgeboorde gat geplaatst. Zie ook afb. 113. [N 33, 146]
II-11
|
19400 |
pendule |
pendule:
pendule (L382p Montfort),
pənd‧yl (L382p Montfort)
|
Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23995 |
penitentie |
penitentie (<lat.):
pinnetensie (L382p Montfort)
|
Penitentie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32022 |
pennenbank |
pinnenblok:
penǝblǫk (L382p Montfort)
|
Een houten blok waarop een stalen plaat met snijdende openingen van verschillende grootte is gemonteerd. Door deze openingen worden gekloofde stokjes hout geslagen om op deze wijze deuvels van een bepaalde dikte te verkrijgen. Zie ook afb. 125 en de lemmata ɛpennenplaatɛ en ɛdrevel, deuvelɛ. In Tessenderlo (K 353) en Oirsbeek (Q 33) werd de pennenbank niet gebruikt; de deuvels werden daar met behulp van de beitel gestoken uit gekloofd hout.' [N G, 13; N 53, 231a]
II-12
|
33717 |
penwortel van een den |
pijl:
pil (L382p Montfort)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
31770 |
penzaag |
pennenzeeg:
pɛnǝzē̜x (L382p Montfort)
|
Kleine spanzaag die wordt gebruikt voor het zagen van fijn werk zoals de pennen en zwaluwstaarten voor houtverbindingen. Het zaagblad is 50 tot 60 cm lang, 5 tot 6 cm breed en fijngetand. Zie ook afb. 19. [N G, 22b; N 53, 8h + j; N 53, 9; N I, 1, add.; monogr.]
II-12
|
22446 |
periode van de ijsheiligen |
ijsheiligen:
iesheilige (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17911 |
persen |
persen:
peerse (L382p Montfort),
pēsǝ (L382p Montfort)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || persen [SGV (1914)]
I-11, III-1-2
|