18969 |
slinkse streken |
verdraaide, een -:
ne verdraidje (L382p Montfort)
|
oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18228 |
slip |
slip:
sleup (L382p Montfort),
slup (L382p Montfort)
|
afhangend eind van een kledingstuk [slip, klamp] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18299 |
slobkous |
gamasche:
kemache (L382p Montfort),
slobkous:
schlopkous (L382p Montfort)
|
Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] || slobkous [SGV (1914)]
III-1-3
|
17948 |
sloffen |
sloffen:
sjloeffə (L382p Montfort),
sloefen (L382p Montfort)
|
sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20501 |
slok |
slok:
slok (L382p Montfort),
slòk (L382p Montfort),
slók (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17695 |
slokdarm |
drinkstrot:
drinkstrāōt (L382p Montfort),
gorgel:
gorgel (L382p Montfort),
krop:
krop (L382p Montfort)
|
slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18977 |
slons (slodder?) |
slodder:
sloedər (L382p Montfort),
slons:
schlons (L382p Montfort),
slons (L382p Montfort),
sláons (L382p Montfort)
|
een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] || slons [SGV (1914)]
III-1-4
|
22340 |
slootjespringen |
kapoetelen:
[Cf. suggestie bij vraagstelling]
kapoetelen (L382p Montfort),
overspringen:
euverspringe (L382p Montfort)
|
Slootje springen [pikkelegen, sponselen, kapoetelen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19315 |
slordig |
slordig:
slordig (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19894 |
slot |
slot:
slǭt (L382p Montfort)
|
Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.]
II-9
|