e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
strijkijzer strijkijzer: striekiezer (Montfort), strīk˂īzər (Montfort) Werktuig om linnengoed mee te strijken (strijkijzer, ijzer, strijkbout) [N 79 (1979)] III-2-1
stro struu: stryǝ (Montfort), strø̄ (Montfort) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] I-4
stro binden binden: benjǝ (Montfort) Het uitgedorste stro wordt tot bussels samengebonden.Vergelijk ook het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). Opgaven van het type "bussels maken" zijn hier niet opgenomen; het zelfstandig naamwoord is in het lemma ''bussel uitgedorst stro'' (6.1.27) opgenomen. [N 14, 25 en 28; monogr.] I-4
stroef niet gemakkelijk: neet gemaikelijk (Montfort), sleeuw: schlee tenj (Montfort), strak: strak (Montfort), stroef: stroef (Montfort), stuur: Van Dale: III. stuur, (gew.) stuurs.  stoer (Montfort), zuur: zoer (Montfort) niet gemakkelijk in de omgang, stroef [stoer, stuurs, zuur, strak, straf] [N 87 (1981)] || sleeuwe tanden [SGV (1914)] III-2-3, III-3-1
strohalm spiertje: špīrkǝ (Montfort) In dit lemma staan de opgaven bijeen die uitdrukkelijk op de gedroogde halm slaan en voor zover deze afwijken van het algemene woord voor halm in het vorige lemma. Zie de toelichting bij het vorige lemma. Zie echter vooral de lemma''s 6.1.24 - 6.1.27 over stro. [N P, 4b; L 25, 15; monogr.; add. uit JG 1a, 1b; S 12; Wi 13] I-4
strompelend lopen bij het aantrekken aanstoten: ānštūǝtǝ (Montfort) [N 8, 62k, 73, 79 en 80] I-9
stronk van de knotwilg boks: de bóks (Montfort) Het korte onderstuk van een wilg wanneer de takken vlak boven de grond worden afgekapt. [N 82 (1981)] III-4-3
stronk van een struik knor: knoor (Montfort) wortelklomp van een struik [N 27 (1965)] III-4-3
stronk, boomstronk boks: boks (Montfort), knoer: knuar (Montfort), stronk: strō.ŋk (Montfort) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8
stronk, stengel van koolplanten stronk: stronk (Montfort), strunk (Montfort), WLD  strónk (Montfort) Het onderste en binnenste harde gedeelte van een koolplant waaruit de bladeren spruiten (stronk, stam). [N 82 (1981)] || koolstengels die op het veld blijven staan [N Q (1966)] I-7