20116 |
turfmolm |
molm:
meule (L382p Montfort),
mul:
mø̄lǝ (L382p Montfort)
|
[SGV (1914)]Afval van turf, losse rommel, boomaarde. In dit lemma zijn de opgaven van de enquête S samengevoegd met de opgaven van de enquêtevraag I, 32. Men moet wel beseffen dat hierdoor verschillende soorten molm aangeduid kunnen worden. Maar in beide enquêtes werd duidelijk gevraagd naar de "turfmolm"; vandaar dat beide vragen hier verwerkt zijn. [I, 32; S 24]
I-7, II-4
|
34204 |
tussenklauwontsteking |
scheurklauw:
scheurklauw (L382p Montfort),
slakpoot:
slɛkpǭt (L382p Montfort)
|
Door het binnendringen van scherpe voorwerpen zoals spijkers, stenen of strohalmen tussen de klauwen van een koe kunnen kleine wondjes ontstaan. Door infectie kan een pijnlijke zwelling ontstaan, waardoor de klauwen van elkaar kunnen worden gewrongen. Tussenklauwontsteking is vaak een naziekte van mond- en klauwzeer. Zie ook het lemma ''tussenklauwontsteking'' in wbd I.3, blz. 482-483. [N 3A, 81; N 52, 10; A 48A, 14]
I-11
|
21491 |
tussenpersoon |
agent (<fr.):
agent (L382p Montfort),
makelaar:
makeleer (L382p Montfort)
|
een tussenpersoon in de handel (van producent naar winkelier) [makkeljon] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
32958 |
tweede klaveroogst |
tweede snid:
twędjǝ snēt (L382p Montfort)
|
In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c]
I-3
|
23251 |
tweede luiden voor de mis |
luiden:
loeje (L382p Montfort),
trumpen:
treumpe (L382p Montfort)
|
Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20427 |
tweeling |
tweelinglam:
twēleŋlām (L382p Montfort)
|
De woordtypen tweeling, tweerling, kweeling, koppel en de meervoudige begrippen als twee lammetjes duiden op twee schapen, maar tweelingslam, tweelinglam, tweelingslammetje, tweelingsschaap en tweerlinglam wijzen op één lam van een tweeling. [N 77, 138; N 70, 4]
I-12
|
34482 |
tweeslachtige jonge kip |
loerhaan:
lūrhān (L382p Montfort)
|
Met betrekking tot het woordtype loerhaan merken informanten op, dat deze een haan is met een geslachtelijke afwijking of dat deze het uiterlijk van een haan heeft maar geen volledige haan is. [N 70, 10; N C, add.; N 19, add.; monogr.]
I-12
|
34234 |
tweespeen |
tweedeem:
twēdēm (L382p Montfort)
|
Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66]
I-11
|
30096 |
tweesteense muur |
tweesteense muur:
twēstęjns [muur] (L382p Montfort)
|
Muur waarvan de dikte gelijk is aan de lengte van twee metselstenen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord en woorddeel '(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 37d; monogr.]
II-9
|
24495 |
twijg, jonge tak |
tak:
WLD
tàk (L382p Montfort),
vits:
n wits (L382p Montfort),
wits (L382p Montfort),
zwake:
zwake (L382p Montfort)
|
Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] || twijgje
III-4-3
|