id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
25091 | vermengen | mengen: mingen (Montfort), mingə (Montfort) | in elkaar vermengen [warzen] [N 91 (1982)] III-4-4 |
18853 | vermoeden | vermoeden: vermoede (Montfort), veronderstellen: vèrongərsteilə (Montfort) | het menen dat iets waarschijnlijk is, het veronderstellen dat iets zo is [vermoeden, bronsel] [N 85 (1981)] III-1-4 |
25098 | vernielen | vernielen: vernijlen (Montfort) | vernielen [SGV (1914)] III-4-4 |
30605 | vernis | vernis: fǝrn ̇is (Montfort) | Bij kamertemperatuur vloeibare massa, die in dunne lagen over voorwerpen wordt gestreken en daarop een doorschijnende, tegen de invloed van lucht en water beschermende bedekking vormt. Vernis bestaat uit een oplossing van harsen in lijn- of terpentijnolie of andere oplosmiddelen. [N 67, 21a; monogr.] II-9 |
30706 | vernissen | vernissen: fǝnisǝ (Montfort) | Met vernis bestrijken. Een dunne laag uitgestreken vernis droogt op tot een glanzende, doorschijnende laag. Vernis kan zowel gebruikt worden als bescherming voor onderliggende verflagen als ter verfraaiing. [N 67, 66b; monogr.] II-9 |
21832 | vernomen verhaal | gehoord: geheurdj (Montfort) | een vernomen verhaal [meul] [N 87 (1981)] III-3-1 |
23374 | verpachte banken | verpachte plaatsen: vepagte plaatse (Montfort), verpechdje plaatse (Montfort) | De kerkbanken waarvan de plaatsen aan parochianen verpacht werden. [N 96A (1989)] III-3-3 |
23249 | verplichte feestdag | geboden zondag: gebooje zonnig (Montfort), heiligedag: hèlgendaag (Montfort) | Een geboden, verplichte feestdag [festerandach]. [N 96C (1989)] III-3-3 |
18899 | verplichting | moeten: mottə (Montfort), verplichting: verplichting (Montfort) | het verplicht zijn [moetert, verplichting] [N 85 (1981)] III-1-4 |
24997 | verpulveren | verpoederen: vèrpoejəren (Montfort), verpulveren: verpolvere (Montfort) | tot poeder maken of worden [miezelen, verpulveren] [N 91 (1982)] III-4-4 |