17765 |
borstkas |
borst:
borst (L382p Montfort),
borstkas:
borskas (L382p Montfort),
borstkas (L382p Montfort)
|
borst(kas) [SGV (1914)] || Borst(kas): het voorste deel van het menselijk lichaam tussen hals en middenrif (borst, borstkas, kluter). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleuris (L382p Montfort),
pleuris:
pleuris (L382p Montfort)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
29975 |
borstwering |
borstwering:
bǫrstwēreŋ (L382p Montfort),
steigerkop:
stęjgǝrkǫp (L382p Montfort)
|
Het 70 tot 100 cm hoge, gemetselde bovenstuk tussen zoldervloer en dak. Zie ook afb. 49a. [N 31, 34e; N 54, 155] || Leuning in de vorm van een plank die op ongeveer 1 meter hoogte boven de steigervloer aan de binnenkant van de staanders wordt bevestigd. Zie ook afb. 18. [N 32, 3f; monogr.]
II-9
|
33713 |
bos |
bos:
bu.s (L382p Montfort),
bōs (L382p Montfort),
bosje:
bøškǝ (L382p Montfort)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|
33516 |
bos groente |
bussel:
bussel (L382p Montfort),
WLD
bèùssəl (L382p Montfort)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
I-7
|
24669 |
bosanemoon |
boterbloem:
WLD
boter bloem (L382p Montfort),
duivelsklauw:
eigen spelling
duuvelsklauw (L382p Montfort)
|
Bosanemoon (anemone nemorosa). Een 5 tot 25 cm hoge plant met lange kruipende wortelstok; de gewone bladeren zijn handvormig gedeeld, langgesteeld, aan de stengel 3 handvormig samengestelde, langgesteelde omwindselbladeren in een krans; de bloemen groeien [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (L382p Montfort),
poes:
pus (L382p Montfort),
struif:
štruf (L382p Montfort)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
33771 |
bosje haren aan de bovenlip |
snor:
šnǫr (L382p Montfort),
snuits:
šnø̜i̯tš (L382p Montfort)
|
Voelharen aan de bovenlip. [N 8, 24]
I-9
|
24597 |
bosrank |
clementine:
WLD
Clementine (L382p Montfort),
heggenrank:
-
hekkerank (L382p Montfort)
|
bosrank [DC 60a (1985)] || Bosrank (clematis vitalba). Een 150 tot 500 cm grote klimplant met ten dele houtige stengels, waarbij de bladstelen als ranken dienst doen; de bladeren zijn oneven geveerd, tegenoverstaand, de blaadjes zijn eivormig, tevens gaafrandig of licht gekarteld; [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24769 |
bosviooltje |
bosviolet:
WLD
bos violet (L382p Montfort),
bosviooltje:
eigen spelling
bosfieulkə (L382p Montfort)
|
Bosviooltje (viola silvestris/canina). De bloemkleur is roodachtig blauw, bij de jonge bloem zeer licht, later donkerder. De spoor is spits, zonder groef en is sterk gekleurd. De bloemblaadjes zijn smal en min of meer naar voren gericht. De steunblaadjes [N 92 (1982)]
III-4-3
|