21753 |
dienstplicht doen |
dienen:
deenə (L382p Montfort)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21756 |
dienstplicht moeten doen |
opmoeten:
opmoeten (L382p Montfort)
|
zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dēp (L382p Montfort)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
24300 |
dier, beest |
beest:
bieës (L382p Montfort),
bië:s (L382p Montfort),
beestje:
bieësjke (L382p Montfort),
dier:
deer (L382p Montfort)
|
beest || beest, dier || beestje || dier [SGV (1914)]
III-4-2
|
17676 |
dij |
bats:
bats (L382p Montfort),
batse (L382p Montfort)
|
dij [SGV (1914)] || dijen [SGV (1914)]
III-1-1
|
21155 |
dijk |
dijk:
diek (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33520 |
dik sap van steenvruchten |
gom:
gom (L382p Montfort)
|
stijf geworden sap uit steenvruchte (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)]
I-7
|
20532 |
dik worden |
dijen:
dieje (L382p Montfort),
gedijen:
gedieje (L382p Montfort),
overeen gaan:
de pap geitj euverein (L382p Montfort),
geitj euverein (L382p Montfort)
|
dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17611 |
dikke neus |
domper:
dompər (L382p Montfort),
domphoren:
< lm. lange neus.
domphaore (L382p Montfort),
dul neus:
dul naas (L382p Montfort)
|
neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24899 |
dinsdag |
dinsdag:
densdig (L382p Montfort),
dinsdaag (L382p Montfort),
dinsdig (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
ich kom tēge deesdig (L382p Montfort)
|
dag; dinsdag [N 07 (1961)] || de derde dag van de week, dinsdag [destag, dijsdag, dijnsdag, diessendag] [N 91 (1982)] || Dinsdag [ik kom ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|