| 21133 |
uitwijken |
afzetten:
ǭf˲zętǝ (Q090p Mopertingen)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
| 34061 |
vaars |
vaars:
vi̯as (Q090p Mopertingen)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
| 33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
lijf:
lē.f (Q090p Mopertingen)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
| 17822 |
vallen |
vallen:
vallen (Q090p Mopertingen)
|
vallen [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
| 30138 |
vallende tand |
tand:
(mv)
tān (Q090p Mopertingen)
|
k˲valǝndǝ tsa [N 31, 28a; monogr.]
II-9
|
| 20474 |
van hoge afkomst |
van hoge afkomst:
van hoog aofkoms (Q090p Mopertingen)
|
van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
| 34489 |
van veren wisselen |
ruiven:
rø̜i̯vǝn (Q090p Mopertingen),
ruizelen:
rē.zǝlǝ (Q090p Mopertingen),
rē̜zǝlǝn (Q090p Mopertingen),
ręsǝlǝn (Q090p Mopertingen)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
| 17824 |
vangen |
vangen:
vangen (Q090p Mopertingen)
|
vangen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
| 34297 |
varken |
varken:
vɛ̄.rkǝ (Q090p Mopertingen)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
| 34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
schoot:
šuǝ.t (Q090p Mopertingen)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|