33878 |
met de benen zwaaien en bewegen tijdens het werpen |
houwen:
hou̯ǝ (Q252p Moresnet),
voorwerken:
vorwęrǝkǝ (Q252p Moresnet)
|
[N 8, 53]
I-9
|
33863 |
met de poten dicht bijeen staan |
(te) eng staan:
eŋ štūǝ (Q252p Moresnet)
|
[N 8, 78a en 78b]
I-9
|
33862 |
met de poten te ver uit elkaar staan |
(te) breed staan:
brē.t štūǝ (Q252p Moresnet)
|
[N 8, 78b]
I-9
|
33855 |
met de voorpoten harkend over de grond krabben |
krabben:
krabǝ (Q252p Moresnet)
|
Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74]
I-9
|
17946 |
met grote stappen lopen |
greiden:
graj.ə (Q252p Moresnet)
|
stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33785 |
middendeel van het paard |
romp:
roǝmp (Q252p Moresnet)
|
De middel- of middenhand van het paard, in tegenstelling met ''voorste deel van het paard tot achter de voorbenen'' (3.1.3) en ''achterhand van het paard'' (3.3.14). [JG 1a, 1b; N 8, 12]
I-9
|
17944 |
moeilijk vooruitkomen |
huppelen:
hø.pələ (Q252p Moresnet),
taffelen:
taffele (Q252p Moresnet)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: moeilijk vooruit komen [stachele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33700 |
moeras |
prat:
prāt (Q252p Moresnet)
|
Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33556 |
moestuinx |
koolhof:
k‧oͅləf (Q252p Moresnet)
|
I-7
|
33902 |
mok |
mok:
mu.k (Q252p Moresnet)
|
Eczeem of huidontsteking in de kootholte van het paard. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen natte en droge mok. De ontsteking ontstaat veelal door inwerking van vocht, het langdurig lopen op modderwegen en het staan op vuil en nat strooisel. Eerst ontstaan huidzwellingen, later zweertjes waaruit vocht komt dat tot korsten opdroogt of etterachtig wordt. De ziekte kan van langdurige aard zijn en tot kreupelheid leiden. [A 48A, 15; N 8, 90d, 90e en 90k; N 52, 32a; monogr.]
I-9
|