e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Moresnet

Overzicht

Gevonden: 622
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weiland in het algemeen wei: wei̯ (Moresnet), wēi̯ (Moresnet) Het totaal aan grasland waarop men de koeien kan laten grazen en waarop men kan hooien. [N 6, 33b; N P, 5; N 14, 50a; S 43; RND 20; A 10, 3; A 10, 4; monogr.] I-8
werkblaar kwert: kwijet (Moresnet) een blaar in de handen door het vasthouden van een werktuig, bv. een hamer [ZND 32 (1939)] III-1-2
werken werken: has-te bis noe moŏtte weĕrreke (Moresnet), ’t woare dreej lüj die eĕg ene böäjsj weĕrreke moŏsste (Moresnet) Er waren drie mannen die in het bos moesten werken [ZND 46 (1946)] || Hebt gij tot nu moeten werken ? [ZND 46 (1946)] III-3-1
wieden, algemeen kruiden: kr˙uu̯ǝ (Moresnet) Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b] I-5
wijsvinger wijsvinger: wī:sfe.ŋər (Moresnet) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1
wilde eend wilde eend: we‧l eͅ‧n.t (Moresnet) eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)] III-4-1
wilde gans gans: jī:s, ja‧n.s (Moresnet) gans: grauwe gans (± 80 net een tamme gans zonder wit; oranje bek; roep gelijk tamme gans [N 09 (1961)] III-4-1
wilde hoofdharen struif: i.e. bosje verwarde haren.  štruf (Moresnet), struivel: i.e. bosje verwarde haren.  štruvəl (Moresnet) hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)] III-1-1
wilg (alg.) wijde: du Weide  wi:iə (Moresnet) wilg III-4-3
windzuiger windschepper: wēŋkšøpǝr (Moresnet), windsnapper: wēŋkšnępǝr (Moresnet) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9