e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munsterbilzen

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speldenkussen spangenkussentje: spaŋǝkɛskǝ (Munsterbilzen) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
speling in de asbus speel: spī.ǝl (Munsterbilzen) Door slijtage kan de normale speling tussen as en naafbus te groot worden, waardoor het wiel gaat waggelen. Zie ook het vorige lemma. [JG, 1a] II-12
spenen (het is) gespeend: gǝspęi̯nt (Munsterbilzen) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
spie spie/spij: spī (Munsterbilzen) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spie van de schei spie/spij: sp ̇ī (Munsterbilzen) Houten pen die door een opening in het uiteinde van de schei wordt gestoken en deze aan de buitenkant van de berrie vastzet. Zie ook het lemma ɛscheiɛ in wld I.13, pag. 40.' [JG, 1a] II-12
spikken spiktarwe: spe.ktɛrǝf (Munsterbilzen) Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
spin spin: spen (Munsterbilzen) spin [RND] III-4-2
spinnen spinnen: spenǝ (Munsterbilzen) De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.] II-7
spinnenweb spinnengeweef: spenəgəwiəf (Munsterbilzen) spinnenweb [RND] III-4-2
spits, kop van de mijt kap: kap (Munsterbilzen) Het bovenste stukje van het dak van de korenmijt. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). [JG 1a, 1b; monogr.] I-4