e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munsterbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
varkensvet gesmolten vet: gəsmoͅ.ltə veͅt (Munsterbilzen) gesmolten vet, wit vet [Goossens 1a (1955)] III-2-3
vaste boord boord: boeêt (Munsterbilzen) Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] III-1-3
vaste uitwerpselen keutels: kīǝ.tǝls (Munsterbilzen), stront: strǫ.nt (Munsterbilzen) Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.] I-11
vastenavond vastelavond: vɛsəluuvənt (Munsterbilzen) vastenavond [RND] III-3-2
vazelzeug vazelvarken: vǭ.zǝlvɛ.rkǝ (Munsterbilzen) Zeug die men in de wei laat lopen, zonder ze te willen vetmesten of voor de fok te gebruiken. Volgens de informant van Q 158a wordt dit varken in reserve gehouden als fokzeug. Het WNT (XVIII p. 956 s.v. vazelvarken) geeft als eerste betekenis "fokvarken" en als tweede "mager varken". Een vazelvarken wordt ook wel met opzet schraal gevoerd om het voor het fokken te gebruiken, naderhand ook om het gedurende de winter in leven te houden en dan tegen het voorjaar te gaan mesten (z. WNT XVIII p. 952 s.v. vazel III 3). [JG 1c, 1d, 2c; NE 2.I.8; N C, Q 111 add.; monogr.] I-12
vechthaan soorthaan: sorthǭnǝ (Munsterbilzen), vechthaan: vɛ̄.xhō.n (Munsterbilzen), vɛ̄.xhǭnǝ (Munsterbilzen) Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
vee beesten: bēi̯stǝ (Munsterbilzen), bęi̯stǝ (Munsterbilzen) Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11
veearts meester: mē.stǝr (Munsterbilzen) [JG 1a, 1b; Vld.; monogr.] I-11
veevoer verzamelen repen: rē.pǝ (Munsterbilzen) Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.] I-11
veiligheidsspeld toespang: tǫwspaŋ (Munsterbilzen) Speld waarvan de punt in een dopje of haakje sluit, zodat men zich daaraan niet kan prikken en zij niet kan losgaan. [N 62, 50b; MW; monogr.] II-7