e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lichtgeraakt, kregel gauw voor de kop gestoten: gauw veur de kop gesjtoite (Munstergeleen), kreuts: kreutsj (Munstergeleen) kregel [SGV (1914)] || lichtgeraakt [SGV (1914)] III-1-4
lichttouw, lichtkoord licht: licht (Munstergeleen) Het touw, de riem of de ketting waarmee de licht in werking wordt gesteld. Zie ook afb. 85. [N O, 23f; A 42A, 28; Vds 112; Jan 146; Coe 130; N D, 33 add.] II-3
lied, liedje lied: leed (Munstergeleen) lied [SGV (1914)] III-3-2
liederen (mv.) liedjes: leedjes (Munstergeleen) liederen (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
lief lief: leef (Munstergeleen) lief [SGV (1914)] III-1-4
liefde liefde: leefde (Munstergeleen, ... ) liefde [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1
liefhebben liefhebben: leefhubbe (Munstergeleen) liefhebben [SGV (1914)] III-1-4
liefkozen keuren: keùre (Munstergeleen), vleien: flèjje (Munstergeleen) liefkozen [SGV (1914)] III-1-4
liegen liegen: leege (Munstergeleen) liegen [SGV (1914)] III-3-1
lies lies: lies (Munstergeleen) lies [SGV (1914)] III-1-1