e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pols pols: pols (Munstergeleen) pols [DC 01 (1931)] III-1-1
polsmof stuik: vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof  sjtoeke (Munstergeleen) polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)] III-1-3
pompon van een muts floche (fr.): flōēs (Munstergeleen) pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)] III-1-3
ponder zakponder: houdt men meestal in de duim of hand vast  zakpunjer (Munstergeleen) Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)] III-3-1
pook stovenijzer: štōvənīzər (Munstergeleen) pook [SGV (1914)] III-2-1
poort poort: pǭrt (Munstergeleen) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
pootgoed, pootaardappelen pootaardappelen: pǭt[aardappelen] (Munstergeleen) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
populier (alg.) popelaar: popelêêr (Munstergeleen) populier [SGV (1914)] III-4-3
potaarde pottenklei: pø̜tklɛj (Munstergeleen) Aarde of klei die geschikt is om er aardewerk van te bakken. [N 49, 1a; N 27, 48; L 35, 78; monogr.] II-8
poten poten: pø̄ǝt (Munstergeleen), pǭtǝ (Munstergeleen) De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-13, I-5