17657 |
pols |
pols:
pols (Q022p Munstergeleen)
|
pols [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
stuik:
vgl. Van Dale (DN): Stauche, (pols)mof
sjtoeke (Q022p Munstergeleen)
|
polsmof, kort gebreid kledingstuk ter verwarming van pols en hand [sjtoek, polsmof, handmufke, armmufke, molleke, moefke] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18504 |
pompon van een muts |
floche (fr.):
flōēs (Q022p Munstergeleen)
|
pluim van een muts [floes] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21536 |
ponder |
zakponder:
houdt men meestal in de duim of hand vast
zakpunjer (Q022p Munstergeleen)
|
Weeginstrument met trekveerwerking. [N 18 (1962)]
III-3-1
|
19474 |
pook |
stovenijzer:
štōvənīzər (Q022p Munstergeleen)
|
pook [SGV (1914)]
III-2-1
|
19957 |
poort |
poort:
pǭrt (Q022p Munstergeleen)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
pootaardappelen:
pǭt[aardappelen] (Q022p Munstergeleen)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
24490 |
populier (alg.) |
popelaar:
popelêêr (Q022p Munstergeleen)
|
populier [SGV (1914)]
III-4-3
|
20028 |
potaarde |
pottenklei:
pø̜tklɛj (Q022p Munstergeleen)
|
Aarde of klei die geschikt is om er aardewerk van te bakken. [N 49, 1a; N 27, 48; L 35, 78; monogr.]
II-8
|
33171 |
poten |
poten:
pø̄ǝt (Q022p Munstergeleen),
pǭtǝ (Q022p Munstergeleen)
|
De kleine steuntjes die zich aan de onderkant van de berries bevinden en waarop het draagvlak van de kruiwagen kan rusten. [N 18, 99, add; JG 1a; JG 1b] || In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-13, I-5
|