e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
teek teek: teek (Munstergeleen) teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)] III-4-2
teen teen: tièn (Munstergeleen, ... ), tiène (Munstergeleen) teen [SGV (1914)] || teen (toon) [DC 01 (1931)] || tenen [SGV (1914)] III-1-1
telegram telegram: telegram (Munstergeleen) telegram [SGV (1914)] III-3-1
telen, verbouwen aantrekken: āntrękǝ (Munstergeleen) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
tepel, tet mem: mɛm (Munstergeleen) Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.] I-12
thuis heem: heim (Munstergeleen) thuis [SGV (1914)] III-2-1
tijdverdrijf tijdverdrijf: tiedverdrief (Munstergeleen) tijdkorting [SGV (1914)] III-3-2
tijger tijger: tieger (Munstergeleen) tijger [SGV (1914)] III-3-2
tochtig bokkig: bokex (Munstergeleen), redig: rēex (Munstergeleen), spelig: špēlex (Munstergeleen) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] I-11, I-12
toegangsweg naar het erf vaart: vārt (Munstergeleen) Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.] I-8