e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

Gevonden: 2500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
das, sjaal sjaal: sjaal (Munstergeleen, ... ) das (doek) [SGV (1914)] || das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)] III-1-3
dasspeld schlipsenspang (<du.): sjlipsespang (Munstergeleen) dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)] III-1-3
de hoogkar doen achteroverslaan opstoten: opštǭtǝ (Munstergeleen) De hoogkar doen achteroverslaan, zodat de berries omhoog steken. Het paard dient daartoe te worden uitgespannen, aangezien de bak van de hoogkar niet kantelbaar is. [N 17, 89] I-13
de kar gereformeerd maken de kar opslieten: dǝ kar ǫpšlētǝ (Munstergeleen) De berries van de stortkar averechts onder de bak doordraaien, zodat de kar onbruikbaar wordt [N 17, 87 + 93] I-13
de kar wipt slaan: (de kar) šlęi̯t (Munstergeleen) Als de kar op een verkeerde manier geladen is (zie de lemmata te licht in de rug en te zwaar in de rug), heeft ze de neiging om te wippen. [N 17, 96 + 99] I-13
de kelder uitgraven (de) kelder uitschachten: kɛldǝr ūtšaxtǝ (Munstergeleen) De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.] II-9
de stortkar doen achteroverslaan opkippen: ǫpkepǝ (Munstergeleen), opslaan: opšlǭn (Munstergeleen) De kipbare bak van de stortkar doen kippen om de lading te lossen. Dit lemma vormt een aanvulling op het lemma kippen, storten in wld I.10. De kaart combineert de opgaven uit beide lemmata. [N 17, 88] I-13
de was blauwen (de) was blauwen: de wèsj blèjje (Munstergeleen) blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
de was spoelen spoelen: sjpeule (Munstergeleen) spoelen [SGV (1914)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen laten dekken: lǭtǝ dękǝ (Munstergeleen) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12