e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

Gevonden: 2500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flaphoed flambard (fr.): flambaar (Munstergeleen) flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] III-1-3
flikflooien flikflooien: flikkefloire (Munstergeleen) flikflooien [SGV (1914)] III-1-4
fluim fluim: fluum (Munstergeleen), kaats: WNT: kaatsen, II) Slaan, werpen... 3) Als gewoon woord voor smijten, werpen [~ fluim uitsmijten?]  kaatsj (Munstergeleen) fluim [SGV (1914)] III-1-2
fluweel, velours velours: flōr (Munstergeleen) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
franje franjel: fraanjel (Munstergeleen), frānjǝl (Munstergeleen) franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.] II-7, III-1-3
fuik fuik: foek (Munstergeleen) fuik [SGV (1914)] III-3-2
funderingssleuven uitsteken fundamenten uitschachten: føndǝmɛntǝ ūtšaxtǝ (Munstergeleen) Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.] II-9
gaan gaan: goan (Munstergeleen) gaan [SGV (1914)] III-1-2
gaatje voor de schoenveter rijglokje: rieglèùkskes (Munstergeleen) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
gang gang: gank (Munstergeleen) gang [SGV (1914)] III-2-1