18648 |
flaphoed |
flambard (fr.):
flambaar (Q022p Munstergeleen)
|
flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
19288 |
flikflooien |
flikflooien:
flikkefloire (Q022p Munstergeleen)
|
flikflooien [SGV (1914)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (Q022p Munstergeleen),
kaats:
WNT: kaatsen, II) Slaan, werpen... 3) Als gewoon woord voor smijten, werpen [~ fluim uitsmijten?]
kaatsj (Q022p Munstergeleen)
|
fluim [SGV (1914)]
III-1-2
|
28760 |
fluweel, velours |
velours:
flōr (Q022p Munstergeleen)
|
Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.]
II-7
|
18784 |
franje |
franjel:
fraanjel (Q022p Munstergeleen),
frānjǝl (Q022p Munstergeleen)
|
franje [SGV (1914)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
22851 |
fuik |
fuik:
foek (Q022p Munstergeleen)
|
fuik [SGV (1914)]
III-3-2
|
30053 |
funderingssleuven uitsteken |
fundamenten uitschachten:
føndǝmɛntǝ ūtšaxtǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Gleuven uitsteken langs de vier wanden op de bodem van de uitgegraven kelderruimte. In de sleuven worden later de fundamenten geplaatst. Zie voor het woordtype 'gescheuten' (Q 194) ook RhWb dl. VII, k. 962, s.v. 'Geschäu': ø̄das Mauerwerk aus Bruchsteinen an der Erde, auf dem die Balkenlage des Fachwerkhauses ruht.ø̄ [N 30, 25a; monogr.]
II-9
|
17807 |
gaan |
gaan:
goan (Q022p Munstergeleen)
|
gaan [SGV (1914)]
III-1-2
|
18345 |
gaatje voor de schoenveter |
rijglokje:
rieglèùkskes (Q022p Munstergeleen)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19375 |
gang |
gang:
gank (Q022p Munstergeleen)
|
gang [SGV (1914)]
III-2-1
|