id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
26417 | groot kamrad | kamrad: kamrad (Munstergeleen) | Het grote verticaal geplaatste kamwiel aan de molenas van de watermolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op een spijlenrad. Het kamwiel kan zowel van hout als van metaal zijn vervaardigd. Het kamrad zet in de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied een horizontaal kamrad, het zgn. kleine kamrad, in beweging. Een aantal meter boven dit rad bevindt zich op dezelfde as het grote kroonwiel dat op zijn beurt de twee of vier rondsels doet draaien. Zie ook het lemma ɛaswielɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in windmolens.' [Vds 79; Jan 99; Coe 79; Grof 98; N O, 11a; A 42A, 8; monogr.; N D, 26] II-3 |
20346 | grootmoeder | besje: bɛškə (Munstergeleen), bestemoeder: bēͅstəmōdər (Munstergeleen), grootmoeder: groitmooder (Munstergeleen) | grootmoeder [DC 05 (1937)], [SGV (1914)] III-2-2 |
20345 | grootouders | besteouders: bēͅstəau̯əs (Munstergeleen), grootouders: groatau̯əs (Munstergeleen) | grootouders [DC 05 (1937)] III-2-2 |
25007 | grootte | grootte: greùtte (Munstergeleen) | grootte [SGV (1914)] III-4-4 |
20288 | grootvader | bestevaar: cf. VD s.v. "bestevaar bēͅstəvār (Munstergeleen), bestevader: bēͅstəvādər (Munstergeleen), grootvader: groat˃vādər (Munstergeleen) | grootvader [DC 05 (1937)] III-2-2 |
25004 | grootx | groot: gróat (Munstergeleen) | groot [DC 03 (1934)] III-4-4 |
25060 | grote hoeveelheid, hoop | hoop: houp (Munstergeleen), hopen (mv.): huip (Munstergeleen) | hoop [SGV (1914)] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] III-4-4 |
18872 | gruwelijk | vreselijk: vreizelik (Munstergeleen) | gruwelijk [SGV (1914)] III-1-4 |
19082 | guit | snaak: sjnaak (Munstergeleen) | guit [SGV (1914)] III-1-4 |
21331 | gulden | gulden: guije (Munstergeleen) | gulden [SGV (1914)] III-3-1 |