e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

Gevonden: 2500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofd kop: kop (Munstergeleen), kòp (Munstergeleen), köp (Munstergeleen) hoofd [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)] III-1-1
hoofdbord kop: kǫp (Munstergeleen), rug: rø̜k (Munstergeleen) Vaste, schuin boven het wiel geplaatste voorwand van de kruiwagen. [N 18, 98b + 99 + add; N G, 53c; JG 1a; JG 1d; monogr] I-13
hoofddoek kopplag: kopplak (Munstergeleen), kopplaggetje: kopplekske (Munstergeleen) hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)] III-1-3
hoofdkaas hoofdkaas: huitkiès (Munstergeleen), hoofdvlees: huitvleisj (Munstergeleen) zult (hoofdkaas) [SGV (1914)] III-2-3
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen zusterskap: zusterskap (Munstergeleen) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdkussen kussen: køsə (Munstergeleen) hoofdkussen [SGV (1914)] III-2-1
hoofdluis bijter: bieter (Munstergeleen), kopluis: koploes (Munstergeleen), luis: loes (Munstergeleen), loeze (Munstergeleen) hoofdluis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
hoofdtooi van communiemeisjes kroontjessleep: kreuënkessjleip (Munstergeleen) Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)] III-3-3
hoogkar korenkar: kǭrǝkar (Munstergeleen) In dit lemma wordt het lemma hooikar in WLD I.3 herhaald en aangevuld. Daar zijn ook de verschillende types behandeld met foto''s en is er een kaart met de verspreiding van de meest courante woordtypes. Behalve voor de hooioogst werd deze kar echter ook voor de graanoogst gebruikt. Aanvullende semantische informatie geeft de zegsman uit Q 15: "Met een lange kar werd bedoeld een kar waaraan de zg. voorboom en de zg. brak uit √©√©n stuk bestonden. Bij het inkorten van omgehakte boomstammen werd reeds rekening gehouden met het eventueel maken van een lange kar. Die lengte moest minimaal 5,20 m zijn. De breedte der burries van lange karren verschilde niet veel. De maat tussen de voorbomen was ¬± 90 cm. Hier kon men niet veel van afwijken in verband met de breedte van het paard. Soms werd om iets bredere laadruimte te verkrijgen tegen de zijkanten van het achterste gedeelte der burries aan de buitenzijde een houten balk geschroefd. De bak van de lange kar was afneembaar en in plaats daarvan werd voor het binnenhalen van de oogst het z.g. oogstgetuig geplaatst. Zodoende werd de laadruimte vergroot." [N 17, 15; N G, 51, 54a; A 42, 6a-b] I-13
hoogsel hoogsels: hø̄xsǝls (Munstergeleen), verhoogsels: vǝrhø̄ǝxsǝls (Munstergeleen) Rechtopstaande plank die op de zijwand bevestigd wordt om deze zijwand hoger te maken en zo de laadruimte te vergroten. Het woordtype steekhoogsel duidt een plank aan die boven op de zijleest gezet wordt als extra verhoging. [N 17, 34 + 40 + add; N 18, 99; N G, 60g; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 26, 1 + add, monogr.] I-13