e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

Gevonden: 2500
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kliekje breuzel: brēūzel (Munstergeleen), pruttel: pruttel (Munstergeleen) Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)] III-2-3
klieven splijten: šplī.tǝ (Munstergeleen) Hout met een beitel of bijl in de lengterichting doorhakken, zodat het splijt. Zie ook het lemma ɛklievenɛ in de paragraaf over de kuipersvaktaal. Het betreft daar het klieven van stukken boomstam tot duigen.' [N 37, 8; N 50, 15a; N 75, 134a; monogr.] II-12
klit klit: klet (Munstergeleen) klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3
kloeken kloeken: klukǝ (Munstergeleen) Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.] I-12
klomp klomp: klomp (Munstergeleen), klómp (Munstergeleen) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] II-12, III-1-3
klompschoen houtschoen: houtsjoon (Munstergeleen) klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)] III-1-3
kloostermop lange steen: laŋǝ štęjn (Munstergeleen) Oude gebakken metselsteen, groter dan de normale baksteen. Coopman (pag. 65) noemt deze steensoort ɛreuzenmopɛ en merkt erover op: ø̄̄werden vroeger in N.-Nederl. gebakken voor groote gebouwen. Heden niet meer. In vorige eeuwen waren zij 30, soms 40 duim lang. - In Vlaanderen noemde men en noemt men heden nog dergelijke maar kleinere steenen ɛkloostermoefenɛ.ø̄̄' [N 30, 53a; monogr.] II-8
kluit aarde kluit: klyt (Munstergeleen), klȳt (Munstergeleen) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: kluje (Munstergeleen) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knecht knecht: eine nuuje knech (Munstergeleen) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1