e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koffiedik dras: dras (Nederweert, ... ) koffiebezinksel || koffiedik [SGV (1914)] III-2-3
koffievos, brandvos brandvos: brantjvǫs (Nederweert) Vospaard met donkerbruine of koffiekleurige vacht. [N 8, 63i en 63j] I-9
kogel kogel: kōgǝl (Nederweert) Het gewricht tussen pijp(been) en koot van een paard; ook bij een rund. Zie afbeelding 2.24. [N 8, 32.7, 32.15 en 32.16] I-9
koken (intr.) aan de kook zijn: is áánə kóók (Nederweert), koken: Weem koeëktj heej: wordt gezegd als iemand aanmerkingen heeft over het eten  koeëke (Nederweert) koken [RND] III-2-3
koken (tr.) koken: koôke (Nederweert) koken III-2-3
kokmeeuw keek: keek (Nederweert, ... ) kokmeeuw || kokmeeuw (38 zeer bekend; witte vogel met s zomers bruinzwarte kop; in grote troepen op en rond allerlei water; in de stad ook daarvandaan; schreeuwerige vogel; vooral in de grote broedkolonies; aan Schelde en Maas komen nog meer, meest grotere soorten [N 09 (1961)] III-4-1
kom kom: kom (Nederweert), kommetje: kømkə (Nederweert), vaatje: vātjə (Nederweert) aardewerken kom, blauw van kleur en met hoge vorm, met 2 oren voor braadworst of zuurkool || kom [SGV (1914)] III-2-1
komen komen: komen (Nederweert), kōmə (Nederweert) komen [RND], [SGV (1914)] III-1-2
komisch komiek: kemiek (Nederweert) kluchtig, eigenaardig III-1-4
komkommer komkommer: kómkómmər (Nederweert) Hoe noemt u: komkommer [N 71 (1975)] I-7