e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lichtboom lichtbalk: lext˱balǝk (Nederweert), lichtbalk (Nederweert) De hefboom waaraan aan één uiteinde het lichttouw is bevestigd; met het andere uiteinde is de lichtboom aan het lichtijzer vastgemaakt. Zie ook afb. 85. [N O, 23e; A 42 A , 27; Vds 111; Jan 145; N D, 22] II-3
lichtgeraakt, kregel kort geknoopt: kortgeknuiptj (Nederweert), kreeg: kraêf (Nederweert), kwaad: kwaod (Nederweert), neutelig: nuuëtelig (Nederweert), neutelijk: nuuëtelik (Nederweert) kregel [SGV (1914)] || kregel, gemelijk, prikkelbaar || lichtgeraakt [SGV (1914)] || vervelend, lastig, prikkelbaar, humeurig III-1-4
lichtsteen lichtsteen: lichtsteen (Nederweert) Het gewicht onder aan het lichttouw. Zie ook afb. 85. [N O, 23g; Vds 113; Jan 147; Coe 131; A 42A, 28 add.] II-3
lichttouw, lichtkoord licht: lext (Nederweert), lichttouw: lichttouw (Nederweert) Het touw, de riem of de ketting waarmee de licht in werking wordt gesteld. Zie ook afb. 85. [N O, 23f; A 42A, 28; Vds 112; Jan 146; Coe 130; N D, 33 add.] II-3
lidmaat, ledematen lid, leden: leed (Nederweert), leej (Nederweert) ledematen, lidmaat [N 10 (1961)] III-1-1
lied, liedje lied: e(n) leet (Nederweert), liedje: e lit(j)je (Nederweert), leedje (Nederweert), litsjə (Nederweert), līdje (Nederweert) lied [GTRP (1980-1995)], [SGV (1914)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2
liederen (mv.) liedjes: leedjes (Nederweert), līdjes (Nederweert) liederen (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
lief lief: leef (Nederweert) lief [SGV (1914)] III-1-4
liefde liefde: leefdje (Nederweert, ... ), līfdje (Nederweert) liefde [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1
liefkozen knoefelen: knoefele (Nederweert), lief pakken: līfpakke (Nederweert) knuffelen || liefkozen [SGV (1914)] III-1-4