e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pastorie pastorie: pastrie (Nederweert) pastorie [SGV (1914)] III-3-3
patates frites friet: friet (Nederweert), Syst. WBD  friet (Nederweert), Verklw. frietje  friet (Nederweert), patat frieten: Syst. WBD  petat frite (Nederweert) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] || patates frites || Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pater pater (lat.): pa.tər (Nederweert) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: petries (Nederweert), veldhoen: veltjhoon (Nederweert) patrijs || patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
paus paus: paus (Nederweert) paus [SGV (1914)] III-3-3
peen, wortel moren: moeër (Nederweert) peen, wortel I-7
peer, soorten appelpeer: appelpaer (Nederweert), appelvormige inmaakpeer (bergamotte dhiver)  appelpaer (Nederweert), bergamot: bergamot (Nederweert), ijzelpeer: iêselpaer (Nederweert), juttepeer: juttepaer (Nederweert), sappige peer, die men niet kan bewaren  juttepaer (Nederweert), keutelpeer: kuuëtelpaer (Nederweert), keutelpeertje: keutelpaerke (Nederweert), langpeer: langpaer (Nederweert), moeder-louisepeer: moder lewiespaere (Nederweert), oogstpeer: oeselpaer (Nederweert), ougstpaer (Nederweert), peer: paer (Nederweert, ... ), putpeer: stond naast de turfput  pötpaer (Nederweert), smoutpeer: smaotpaer (Nederweert), smaôtpaer (Nederweert), sokkerpeer: sokkerpaer (Nederweert), sappig en zoet  sókkerpaer (Nederweert) herenpeer || juttepeer || peer || peer, soort I-7
peetoom peetoom: paetoeëm (Nederweert), peter: paeter (Nederweert), peteren: petere (Nederweert) peetoom [SGV (1914)] III-2-2
peettante peet: paet en pieëter: meter en peter  paet (Nederweert) meter bij dopen van een kind III-2-2
peg klompenpin: klo.mpǝpen (Nederweert) Houten pennetje waarmee het zoolbeslag onder het loopvlak van de klomp wordt vastgezet. In Weert (L 289) en omgeving werd voor het maken van de peggen hout gebruikt dat hondshout (hoŋshǫwt) of hondkersenhout (hoŋkø̜rsǝhǫwt) werd genoemd. In Gennep (L 164) en omgeving was het onder de benaming klompenpinnenhout (klōmpǝpenǝhōlt) bekend. [N 24, 71, add.; monogr.] II-12