e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L288p plaats=Nederweert

Overzicht

Gevonden: 3221
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fruit eten schransen: schranse (Nederweert), snatsen: Hae és maager van ¯t snaatse  snaatse (Nederweert) fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)] || uit de hand fruit eten III-2-3
fruit, ooft ooft: spec. slechte soort peer als vlaaispijs gebruikt  oeëft (Nederweert) ooft I-7
fruit, slechte kwaliteit kraatsel: kraatsel (Nederweert) gerimpelde appel I-7
fuik fuik: foek (Nederweert) fuik [SGV (1914)] III-3-2
fundament fondament: fǫ.ndǝmę.nt (Nederweert) De grondvesten van een gebouw. Het fundament kan al dan niet onderheid zijn, wordt in metselsteen, stampbeton of gewapend beton uitgevoerd en reikt tot aan het maaiveld of de begane grond. [N 31, 1a; N 31, 1b; N 31, 1c; monogr.] II-9
fuut fuut: fuut (Nederweert), pieter: in Wessem  pieter (Nederweert) fuut (48 bruine kuif en kraag; alleen op grote vennen en plassen; zomervogel [N 09 (1961)] III-4-1
gaan gaan: goan (Nederweert) gaan [SGV (1914)] III-1-2
gaffelreep reep: rejǝp (Nederweert) Het dikke touw zonder einde dat in een grote lus tussen de gaffels over het gaffelwiel loopt; de molenaar hijst er bij windstilte de zakken mee op. Zie ook afb. 65. [N O, 25p; A 42A, 47; A 42A, 43; A 42A, 46] II-3
gaffelwiel, gaffelrad gaffelwiel: gafǝlwil (Nederweert) Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l] II-3
gagel gaalhout: zeer aromatisch, gebruikt onder het stro in bedden om ongedierte te verdrijven  gaolhout (Nederweert) gagel III-4-3